De winter is de ideale periode om Marokko te bezoeken. De woestijnhitte is geluwd, de dagen zijn zalig zacht en het zonlicht op zijn mooist. Vergeet dus Molenbeek en trekt onbevangen naar het land van zon, kleuren en geuren. Wij verkenden er de schitterende keizerlijke steden met hun tradities, verfijning, pracht en praal: Marrakech, Rabat, Meknes en Fez.

 

Klik hier voor de fotoreportage van Miet Waes.

 

 

De rode stad Marrakech

Vrij spoedig wordt het ons duidelijk waarom Marrakech de rode stad wordt genoemd. De aarde en de gebouwen hebben dezelfde rood-roze kleur als het omringend landschap. De stad met haar gekanteelde wallen, ligt aan de voet van het Hoge-Atlasgebergte en is het mooist tijdens de wintermaanden, wanneer de reusachtige bergketen grotendeels onder de sneeuw ligt. De stad heeft een modern en een oud gedeelte. Het moderne werd door de Fransen gebouwd, die er regeerden van 1902 tot 1967. Een gids laat ons de highlights zien.

 

De Majorelletuin inspireerde Yves Saint Laurent

Eerst trekken we naar Menara, een 12e eeuwse botanische tuin met fruit- en olijfbomen en een schilderachtig paviljoen. Momenteel is het er tamelijk rustig, maar in de weekends kan het er behoorlijk druk zijn wanneer de inwoners er zich komen ontspannen en de schaduw opzoeken om te picknicken. In de 12e eeuw werd hier een reusachtig bassin gegraven, die als waterreservoir voor de sultans diende.
Nog veel mooier, maar ook drukker bezocht, is de Majorelletuin. Het is de uitvoering van de droom van een Franse botanicus en aquarellist Jacques Majorelle, die in 1923 naar Marrakech verhuisde, verleid door de oosterse charme van de stad. Hij bouwde in het midden van een palmenbos een flamboyante schildersatelier, nu een museum gewijd aan de Berberse cultuur. In 1980 kochten Yves Saint Laurent en zijn vriend Pierre Berger het domein op en verfraaiden de tuin met palmbomen, een variatie aan cactussen, vijvers en waterbekkens. Kobaltblauwe, zwavelgele, groene en rode kleuraccenten zorgden voor een surrealistische toets. Hij trok er zich tweemaal per jaar terug om een nieuwe collectie te ontwerpen. Naast de tuin staat het Yves Saint Laurent Museum, dat in 2017 werd geopend. Vijftig haute -couture modellen, die regelmatig worden verwisseld, worden er tentoongesteld. Interessant is de film gewijd aan het leven en het werk van Yves en zijn vriend Pierre. Na zijn dood werd zijn as in de rozentuin verstrooid en een herdenkingsmonument opgericht.

 

Het Bahia-paleis

Een glimp van de vroegere luxe zien we in het Bahia-paleis , een van de best bewaard gebleven paleizen in Marrakech. Het prachtig complex werd in de late 19e eeuw gebouwd door de grootvizier Si Moussa voor zijn favoriete minnares. Het is een doolhof van gaanderijen en luxeappartementen verfraaid met mozaïeken, stuc- en houtsnijwerk. De tuinen en bloemrijke patio’s zijn een walhalla voor een groepje Chinese schoonheden, die hoofdzakelijk geïnteresseerd zijn in de perfecte selfie.

 

De graftombe van de Saadiërs

Aan de rand van de Medina, de oude wijk gelegen aan de prachtige stadspoort, komen we nu via een smal gangetje in een tuin vol bloemen en mausolea. Hier liggen de graven van vrouwen, kinderen en dienaren van de illustere dynastie, die in de 16e en vroege 17e eeuw over Marrakech regeerde. Pronkstuk is de grafzaal van Mansour. Het prachtige houtsnijwerk aan het plafond wordt ondersteund door marmeren zuilen. De wanden zijn bedekt met fraaie tegels. Het is een puur meesterwerk van de Spaans-Moorse kunst en geeft een idee hoe het enorme paleis van de Saadische vorsten er uitzag voor het in de 17de eeuw door de nieuwe heersers werd verwoest



Lekker verdwalen in de Medina

Genoeg geschiedenis, tijd om te kuieren in het oude stadsgedeelte. De Medina is een spinnenweb van soeks, een reusachtig labyrint van ontelbare smalle straatjes en steegjes waar ambachtelijke producten worden verkocht: potten, tapijten, juwelen, authentieke kleding… . Een wandeling uitstippelen is onmogelijk. Je kan dus best gewoon rondslenteren en ogen, oren en neus de kost geven. Pas wel op want je moet permanent uitwijken voor ezels, karren, scooters. Hoe verder je in het labyrint doordringt, hoe dieper je je waagt in een wereld waar de tijd is blijven stilstaan. In de buurt van de Ben Youssef-moskee vind je nauwelijks nog toeristenbazaars wel wevers, houtbewerkers, wolververs, ketelslagers… . Een eind verderop, tegen de stadswal aan, bevinden zich de leerlooierijen, één van de trekpleisters van Marrakech. Als je de putten met een weerzinwekkende stinkende brij ziet opborrelen, waan je je in de middeleeuwen.

 

Elke avond feest op het Djemaa El Fna plein

Tegen de avond aan spreken we af op het Djemaa El Fna plein, het grootste marktplein van Afrika. Omdat het plein zo uniek is, werd het geklasseerd door de Unesco als immaterieel erfgoed. Elke avond weer houdt een intrigerend cocktail van markt en circus het plein in de ban. Het is een bont spektakel van muzikanten, artiesten met lelijke aapjes, slangenbezweerders, gesluierde berbervrouwen die henna-versieringen aanbrengen, kruidendokters, maar ook verkopers van heerlijk vers sinaasappelsap, dadels, alle soorten fruit en noten. Ik bezocht het plein tien jaar geleden toen er nog tandartsen stonden en briefschrijvers, die nu weggeconcurreerd zijn door de smartphones. Nu heeft het plein meer de allures van een klassieke markt met wat spektakel erbij. Toch blijf het een leuke attractie en zeker ‘s avonds wanneer de eetkraampjes zijn opgesteld en de geuren van gegrilde vis en scherpe kruiden overheersen. Een ander merkwaardig verschil met tien jaar terug is dat je er, zeker als vrouw, minder wordt lastiggevallen. Blijkbaar wordt die opdringerigheid door nieuwe wetten streng afgestraft. Toch is het oppassen geblazen met pickpockers en moet je als je iets wilt kopen, zeker afdingen. In een zijstraatje dat uitkomt op het plein dineren we in het gekende restaurant La Salama. Hier kan je genieten van de echte Marokkaanse keuken en alle mogelijke tanjines uitproberen. De sfeer zit goed en wordt nog beter wanneer enkele buikdanseressen de show komen stelen.

 

Tussenstop in de hoofdstad Rabat

De volgende ochend trekken we naar de hoofdstad Rabat, die veel ruimer en moderner oogt. Wij rijden door de indrukwekkende wijken waar de ambassades en consulaten zijn gevestigd. Omwille van allerlei controles en veiligheidsmaatregels zien we amper een glimp van het koninklijk paleis. Wie zijn camera durft te richten, zal het geweten hebben. De oppervlakten die de koninklijke domeinen, tuinen, paardenweiden…, innemen zijn hallucinant groot. Indrukwekkend is het mausoleum van sultan Mohammed V, die regeerde van 1927 tot 1961. De wachters, zittend op een schier onbeweeglijk paard of staand voor de ingang, dragen allen een smetteloos wit uniform. Het zijn de enige wachters in Marokko die mogen gefotografeerd worden en daar wordt ook dankbaar gebruik van gemaakt. In 1956 na de onafhankelijkheidsverklaring bad Mohammed V er op vrijdagen het middaggebed. Zijn lichaam rust in een mausoleum van wit marmer. Het interieur is verfraaid met houtsnijwerk en mozaïek en getuigt van groot Marokkaans vakmanschap. Het werd in 1961 door zijne majesteit Hassen II besteld en in 1967 voltooid. Nadien rijden we door een heuvelachtige omgeving met wijngaarden en olijfbomen naar de derde koningsstad Meknes om te overnachten.

 

Meknes: de droom van de zonnekoning

Vele toeristen laten Meknes – de kleinste van de vier koningssteden – links liggen. Ten onrechte want de historische wijken zijn erkend als Unesco-werelderfgoed. Ook hier weer twee monumentale stadspoorten; Bâb-Jema en -Nouar en Bâb-Mansour. Meknes is het product van slechts een man, Moulay Ismaïl, die regeerde van 1672 tot 1727 en de basis legde voor wat later de keizerlijke stad zou worden. Hij wilde tot elke prijs vrede brengen in zijn land en opstandige rebellen onderwerpen. Daarvoor liet hij 16.000 slaven aanvoeren uit Noord-Afrika en leidde ze op tot elitegroepen van zijn leger. Maar hij bezorgde ze ook vrouwen. De kindertjes die daaruit werden geboren, leidde hij eveneens op tot soldaten voor zijn ‘zwarte garde’. Hij huwde 500 vrouwen nadat Marie-Anne van Bourbon, een buitenechtelijke dochter van Lodewijk XIV, hem had afgewezen. Toen hij 55 jaar later stierf, waren zijn 16.000 manschappen aangegroeid tot 150.000 en liet hij 700 zonen na. Alles wat tot het verleden behoorde, liet hij afbreken en bouwde nieuwe paleizen, tuinen, fonteinen, terrassen, stallen voor zijn 12.000 paarden en enorme graanschuren met 4 m dikke muren, die nu een druk bezochte toeristische attractie zijn. Van het rijk van de sultan resten vandaag nog kilometers okergele stadsmuren, monumentale poorten, de stallen en de paleizen voor zijn harem. Zijn 700 zonen streden na zijn dood om de macht en maakten een einde aan de bloeiperiode. Hoewel het verboden is voor niet-moslims om de moskeeën te betreden, is het mausoleum van Ismaïl hierop een uitzondering. De graftombe van de vorst is wel alleen aan moslims voorbehouden. Ten noorden van de place El-Hedim tref je de oudste medina van het land aan, die dateert uit de 11e eeuw.

 

Fez parel van de Oriënt

De laatste dag bezoeken we Fez de vierde en oudste koningsstad, die nog steeds een belangrijke rol speelt als intellectueel centrum van de islam. De stad trekt jaarlijks meer dan een miljoen toeristen. Het is dan ook de meest Arabische van alle Marokkaanse steden waar je ook het grootste aantal kunsschatten en monumenten vindt. We starten onze ontdekkingstocht aan het koninklijk paleis Dar el Makhzen dat nog steeds door de koning en zijn gevolg wordt gebruikt als hij Fez bezoekt. Het paleis is jammer genoeg niet toegankelijk want de aanblik van de klassieke Moorse paleispoort met mozaïeken in verschillende kleuren smaakt naar meer. Van daaruit wandelen we naar de Joodse wijk, de Mellah. Mellah betekent zout wat voor rijkdom staat. Die naam wordt gebruikt voor alle Joodse wijken in Marokko, maar oorspronkelijk was het alleen de naam van deze wijk. Zij werd begin de 14e eeuw in de buurt van de paleiswijk aangelegd omdat de Joden destijds onder directe bescherming van de sultan stonden waarvoor ze trouwens een fikse belasting moesten betalen. Tot 1912 had die Joodse getto een zelfbestuur met een beperkte macht en een eigen rechtbank met drie rabbijnen. De huizen met hun balkons getuigen van een vergane glorie. Van de twaalf synagogen blijven er nog twee over. De meeste Joden zijn vertrokken en er wonen nu hoofdzakelijk arme moslims van het platteland.

 

De Medina is werelderfgoed

Fez heeft niet alleen de mooiste Medina, maar ook de grootste in de Arabische wereld. Ze is vijfmaal groter dan die van Marrakech en er zijn naar schatting 150 naamloze kronkelende straatjes met ongeveer vijftienduizend huisjes, die schots en scheef tegen elkaar staan. Omwille van haar uniek karakter werd ze erkend als Unesco Werelderfgoed en kreeg 5 miljoen dollar voor verfraaiingswerken en om de traditionele ambachten nieuw leven in te blazen. Zonder gids ben je er totaal verloren. Om onze veiligheid te garanderen, werd een tweede gids ingehuurd om ons te vergezellen. Als hij plots begint te schreeuwen tegen zo’n liefogend jongetje dat op verkenning werd uitgestuurd, weten we hoe laat het is. Fietsers, scooters en karren zijn er verboden. Enkel ezels zorgen voor de bevoorrading en het weghalen van huis- en ander afval. Nog steeds beoefenen ze in de Medina dezelfde ambachten als in de 9e eeuw: leerlooiers, schoenmakers, wevers, ververs en kopersmeden. Net zoals in de middeleeuwen heeft elk beroep zijn gilde. Alleen de vele smartphones zijn hedendaags. Op elk pleintje is er een moskee, een sabil (drinkfontein), een medera (school) een bakkerij en een hamman (openbaar badhuis). Plots staan we aan de poort van de in 857 gebouwde moskee van El Quaraouiyine , een van de oudste universiteiten van de wereld. Al in de tiende eeuw werd hier wiskunde onderwezen, in de twaalfde eeuw sterrenkunde en honderd jaar later werd er de allereerste psychiatrische kliniek van de wereld geopend. Van hieruit vonden de Arabische cijfers hun weg naar onze streken. Helaas net als de andere moskeeën is El Quaraouiyine verboden voor niet moslims.

 

Leerlooierij

Via de trap van de lederwinkel Fès Cuire klimmen we naar een terras van waaruit we een indrukwekkend zicht hebben op een middeleeuws spektakel in een leerlooierij. Nadat de vellen van de dieren in zijn geheel in de rivier werden ondergedompeld en de huid is losgekomen, werden die met ezels naar de leerlooierij gebracht. Hier worden de vellen onthaard en ontvleesd, daarna geweekt en ontkalkt in een kallbad met duivenmest en vervolgens gepikkeld met zwavelzuur of zeezout. Mannen staan er tot aan hun middel in de smurrie dierenhuiden te bewerken. Anderen lopen met emmers water af en aan over de dunne scheidingswanden. De stank is niet te harden. Wij hebben bij het binnenkomen een takje munt gekregen om onder de neus te houden, maar die arme drommels zitten er middenin. En dan gebeurt het meest spectaculaire gedeelte, de ambachtelijke kleuring met natuurlijke pigmenten uit klaprozen, indigo of saffraan. Een heel plein met ronde en vierkante putten zijn gevuld met verschillende soorten kleuren. Het is een beroep dat van vader op zoon overgaat en al eeuwen wordt gerund door een 260 families. In de aanpalende winkel zie je wat moois er uiteindelijk uit die smurrie komt en wat er allemaal met leer wordt gemaakt die de toepasselijke naam maroquinerie kreeg.

Meer informatie
www.visitmorocco.com