Het nationaal park is een rots gebied aan zee met tal van wandel- en MKB-routes. Conero by Bike heeft zelfs elektrische fietsen, maar ik verkies het park te voet te ontdekken. Samen met mijn gids, Massimo Paolucci, die instaat voor de marketing van het gebied, stappen we de Passo del Lupo af. Dit pad, één van de 18 wandelroutes, staat met stip op nummer 1. Niet in het minst omdat je een adembenemend uitzicht krijgt op de landtong met zijn rotsen die onder de naam de ‘2 zusters’ uit het water opduiken, maar ook omwille van de afdaling naar het strand van Due Sorelle. Je kijkt, bij helder weer, van hier tot aan de kust van Sirolo en Numana.

Klik hier voor de fotoreportage van Jempi Welkenhuyzen.

 

De route is goed aangegeven en loopt vlot, dus ook voor kinderen een leuke wandeling. Een tip? Vertrek vanaf het bezoekerscentrum, waar je een tentoonstelling wacht over de natuurlijk, culturele en historische bijzonderheden van het gebied. Best kies je ook voor de ochtend. Dan is het nog vrij rustig in het park en je trotseert ook de hitte.

 

Fauna en flora
Wilde dieren heb ik niet meteen gezien, maar mediterrane flora des te meer. Het beschermd gebied bevat eigenlijk in enkele kilometers de essentie van de Marche: van fluweelzacht strand ga je tot de heuvels en de rotsen, met zicht op de Adriatische zee en de Apennijnen. Ondertussen pluk je wat kruiden, zie je steeneiken en ceders, dennen en knoestige, eeuwenoude olijfbomen. Ook de rode jeneverbes gedijt hier goed en uiteraard is er de aardbeienboom. “ Niet voor niets wordt de streek ‘Conero’ genoemd,” legt Massimo uit, “ Dat komt van het Griekse Komaros en betekent letterlijk aardbeienboom.” Boven op het uitzichtpunt zal Massimo me nog het verhaal van het zeemonster vertellen. Een mooie legende over sirenen en opgeslokte vissers.

 

Numana
Alhoewel er diverse eet- en wijstops zijn in de buurt, rijden we drie minuten naar beneden, richting Numana. Onderweg passeren we nog een voormalig klooster, waar de binnenplaats een 11e eeuwse kerk verbergt. De sobere abdij van St. Petrus is intussen een bekend hotelcomplex geworden. Monteconero is zeker een halte waard, want het terras bij de American Bar biedt een uniek panoramisch view op de streek, het restaurant Merlin Cocai is aanbevelenswaard en ook de Spa blijkt een aanrader. Maar Massimo neemt me mee naar het nabijgelegen Numana. Een schilderachtig plekje met een haven en het strand, een moderner stadsdeel en het alta bosgebied. De haven was al bekend ten tijde van de Grieken die met de Picenen handel dreven. Na de Romeinse overheersing en de Middeleeuwen sliep het stadje terug in. Totdat rijke Romeinse families het herontdekten in de vorige eeuw en Namana nieuw leven inbliezen als zomer resort. Nu is het dan ook een mondaine badplaats. Spring zeker eens binnen in het Antiquarium waar je 2500 archeologische vondsten uit de regio kunt vinden. Wandel door het centrum, geniet van het uitzicht en zoek een gezellig terrasje voor een koffie bij Morelli of een ijsje in de Gelateria Vergnano (sinds 1882 lees ik op de gevel)

 

Verse vis
Mijn maag gromt en dat komt goed uit, want om de hoek valt mijn oog op een kleine viswinkel annex restaurant. ‘Pescato et fritto Ricci’ loop je zo voorbij, ware het niet dat de file wachtenden mijn aandacht trekt. En het moet gezegd, een immer goed gezinde Fernando zorgt voor een uitstekende schotel gefrituurde verse vis. Hij fileert en bereidt alles voor je neus: van calamares, ansjovis, sardienen, tot tonijn. Kortom, de vangst van de dag. Gelukkig is er één van de zes tafeltjes vrij en kan ik me tegoed doen aan al dat lekkers uit de zee. Een wit wijntje mag daarbij niet ontbreken.

 

Oro liquido
Vloeibaar goud. Zo kun je de olijfolie van de familie Gabrielloni omschrijven. Het familiebedrijf ging van opa Marino (1955) over op Emilio en nu zijn de ‘vrouwen aan de macht’ Elisabetta en Gabriella zetten de traditie voort, maar hebben ook gemoderniseerd. Naast het gamma aan top olijfolie hebben ze ook nieuwe producten ontwikkeld, zoals snoepgoed en cosmetica. Maar de molens persen nog steeds op dezelfde wijze de olijven in Recanati, via de Strada Provinciale een goed half uur rijden van Numana. De dames werden onderscheiden met de ‘Pink Planet Women Entrepreneur Prijs en aan de muur hangen tal van certificaten ‘goud’ en ‘zilver’ behaald op diverse wedstrijden met hun intussen zeer gegeerde olijfolie. Denk aan de Vigoro Monocultivar Piantone, om maar iets te noemen. Tijdens een informele tasting geeft de dames des huizes mee hoe je een goede olijfolie herkent. Uiteraard let je op de herkomst. Je kiest altijd extra vierge. Dat verwijst naar de zuurtegraad. Wat vertelt je de kleur en hoe ruikt de olie. Als er defecten inzitten, ruikt de olie stoffig, ranzig, zelfs modderig. Kijk ook naar de oogstdatum, want goede olijfolie blijft slechts anderhalf jaar goed. Uiteraard moet je proeven. Best uit een bekertje, zonder brood. Dan smaak je de gebalanceerde aroma’s het best. Let op de juiste mix tussen fruitig, bitter en scherp. Voel ook een prikkeltje in de keel.

 

Pigini is pure passie.
‘And now for something completely different’ hoor ik zeggen. En inderdaad, zwoelstrakke tangomuziek, maar ook de heldere harmonie van de Tarantellabij accordeonmuziek vind ik altijd wel leuk. Castelfidardo is onlosmakelijk verbonden met de accordeon. De afstand van Recanati naar Castelfidardo bedraagt slechts 11 kilometer. En ik laat me op sleeptouw nemen naar de accordeonfabriek van la famiglia Pigini. Vakmanschap is meesterschap. Zoveel is duidelijk wanneer ik er word ontvangen door Frederigo Pigini, productiemanager en opvolger van Massimo Pigini, die met heel zijn wijsheid nog steeds aan boord is als ‘il presidente’ van de compagnie. Gedurende 76 jaar werkt het bedrijf aan de Via Carlo Marx met passie en volharding aan nieuwe modellen. Maar ook renovatie van oudere trekzakken komen nog aan bod. Gebaseerd op lange traditie van artisanale handenarbeid worden intussen ook innovatieve technologieën ingezet om de beste instrumenten te bouwen. Het bedrijf maakt zowel standaard- als zgn. convertor series. En haast alle topmuzikanten hebben hun weg naar hier gevonden. Uiteraard mag een strookje ‘Marina’ van Rocco niet ontbreken in de showcase, die ik tot besluit aan het bezoek kan bijwonen.


Blind proeven
‘Degustatzione alla cieca’ zegt een bord langs de weg. En nog: visite in Italiano / English tours. Dus duik ik nog even in de kelders van de familie Garofoli, waar men al vijf generaties lang wijnbouw beoefent. De kleindochter wil me wel ontvangen. Maar er komt straks een bus Amerikanen en dus gaat het op een drafje. Het bekende verkoopspraatje volgt: we respecteren de traditie, maar volgen de markt en we produceren wijn volgens de moderne methodes. Dat betekent 1,2 miljoen flessen per jaar, oplage van 50 hectare wijngoed, waarvan deels eigendom en deels in pacht. De cantina is indrukwekkend. Ik noteer zes cru’s, evenveel ‘selezioni’s’ en zes soorten bubbels. Tot slot is er sprake van vijf ‘linea’ - (lijn) en twee ‘passiti’ -zoete wijnen. Uiteraard maakt het bedrijf ook brandy en grappa. De klassiek gemaakte brut rosé van verdicchio opent perfect als aperitief, waarna ik me de Macrina laat inschenken. Dit is momenteel de prijswinnaar van Garofoli. Eveneens de verdicchio druif, op stalen vat, past deze wijn bij wit vlees en zeevruchten. Ik sluit af met een ‘Grosso Agontano’. Dat is een riserva van de Montepulciano druif, 12 maanden op eikenvat en 2 jaar verfijnd in de fles. Voor de ‘primi piatti’, de eerste gang, hoor ik, de truffel mag er zijn. Maar of ik dan wel afscheid nemen, want de autocar kan ‘al momento’ aankomen. Addio dus.